Museum De Lakenhal is sinds zijn oprichting in 1874 gevestigd in de monumentale 'Laecken-Halle' uit 1640. Hier werd het wereldberoemde Leids laken gekeurd en van een loodje voorzien. In de voorbije eeuwen heeft het gebouw vele transformaties ondergaan.
1566
Uit angst voor de Beeldenstorm laat het Leidse gemeentebestuur de altaarstukken Laatste Oordeel door Lucas van Leyden en twee drieluiken door Cornelis Engebrechtsz. uit de Leidse Pieterskerk en het klooster Mariënpoel halen om deze uiteindelijk onder te brengen in het stadhuis.
Drieluik met de kruisiging van Christus
Cornelis Engebrechtsz.
Cornelis Engebrechtsz. schilderde dit drieluik met veel aandacht voor individuele emotie en detail. Zijn stijl is ontleend aan de Antwerpse maniëristen. De zijluiken tonen taferelen uit het Oude Testament die in relatie staan tot de hoofdvoorstelling; de kruisiging van Christus. Links het offer van Abraham en rechts de oprichting van de koperen slang. In de predella, het onderstuk, groeit uit het lijk van Adam een boom waaruit volgens de legende het kruishout werd gemaakt. Het altaarstuk werd gemaakt voor het, bij Leiden gelegen, Augustinessen-klooster Mariënpoel. De opdrachtgever, Jacob Maertensz. Schout, was er priester en rector. In de predella wordt hij geflankeerd door zijn naamheilige St. Maarten. De zusters gaan vergezeld door hun ordeheilige St. Augustinus.
Lees meerDrieluik met de bewening van Christus met stichters en heiligen, met op de buitenluiken de heiligen Apollonia, Gertrudis van Nijvel, Agatha en Agnes
Cornelis Engebrechtsz.
Drieluik met het Laatste Oordeel
Lucas van Leyden
Het Laatste Oordeel van Lucas van Leyden geldt als meesterwerk van de noordelijke Renaissance. De natuurlijke weergave van het lichaam in complexe houdingen bereikte Lucas door studie van anatomie en perspectief met behulp van prenten naar werk van renaissanceschilders als Michelangelo, Rafaël, Dürer en Signorelli. Het onderwerp is ontleend aan de Openbaring van Johannes (20: 11-15), waarin hij als in een visioen de terugkeer van Christus op aarde beschrijft. Omringd door de apostelen, heiligen en engelen oordeelt Christus op de Laatste Dag wie naar de hemel gaat en wie naar de hel. De gelukzaligen worden links naar de hemel geleid, rechts sleuren gedrochten en duivels de verdoemden het hellevuur in. In afwijking van de traditie schilderde Lucas van Leyden het drieluik zonder opdrachtgevers. Lucas van Leyden maakte dit drieluik in opdracht van de kinderen van Claes Dircsz. van Swieten ter nagedachtenis aan hun vader, een Leidse houthandelaar, kerkmeester, schepen en in 1523 ook burgemeester van Leiden. Na voltooiing werd het in de Pieterskerk geplaatst. De patroonheiligen van Leiden, de apostelen Petrus en Paulus, schilderde Lucas op de buitenzijden van de luiken. Petrus en Paulus zitten vóór een indrukwekkend landschap dat om diepte te suggereren met verschillende kleuren en volgens een vast schema is opgebouwd. Bij het schilderen koos Lucas voor een hoog gezichtspunt, waardoor hij in dit fantasielandschap zoveel mogelijk elementen uit de zichtbare wereld kon samenbrengen. Zijn Antwerpse tijdgenoot Joachim Patinier maakte als eerste het landschap tot hoofdonderwerp en bracht de religieuze figuratie terug tot bescheiden proporties.
Lees meerKlooster Mariënpoel
In de collectie van Museum De Lakenhal bevinden zich meerdere altaarstukken die in dit Augustinessen-klooster vlakbij Leiden hingen.
Memorietafel van Boudewijn van Swieten en zijn geslacht
Anoniem
Deze zogenoemde memorietafel met de stamreeks van de overleden voorouders werd geschilderd ter nagedachtenis aan het echtpaar Boudewijn van Swieten en Lutgard van Nijenrode, hun kinderen en hun schoonfamilie. Het bevond zich in de buurt van het ouderlijk graf in de kapel van het in 1428 door Van Swieten gestichte klooster Mariënpoel in de omgeving van Leiden. De oorspronkelijke memorietafel werd waarschijnlijk kort na de dood van Boudewijn van Swieten geschilderd. In 1552 werd het tafereel vernieuwd. Aan de linkerzijde werden de twee kinderen van Van Swietens kleinzoon Adriaen toegevoegd. Ieder mannelijk familielid draagt een herautenmantel met daarop zijn familiewapen. Maria kreeg als patrones van het klooster een centrale plek op het paneel.
Lees meerDrieluik met de kruisiging van Christus
Cornelis Engebrechtsz.
Cornelis Engebrechtsz. schilderde dit drieluik met veel aandacht voor individuele emotie en detail. Zijn stijl is ontleend aan de Antwerpse maniëristen. De zijluiken tonen taferelen uit het Oude Testament die in relatie staan tot de hoofdvoorstelling; de kruisiging van Christus. Links het offer van Abraham en rechts de oprichting van de koperen slang. In de predella, het onderstuk, groeit uit het lijk van Adam een boom waaruit volgens de legende het kruishout werd gemaakt. Het altaarstuk werd gemaakt voor het, bij Leiden gelegen, Augustinessen-klooster Mariënpoel. De opdrachtgever, Jacob Maertensz. Schout, was er priester en rector. In de predella wordt hij geflankeerd door zijn naamheilige St. Maarten. De zusters gaan vergezeld door hun ordeheilige St. Augustinus.
Lees meer
1574
Direct na Leidens Ontzet op 3 oktober worden belangrijke historische objecten uit deze periode, zoals noodmunten, erepenningen en stempels bewaard en aan belangstellenden op het stadhuis getoond.
8 mei 1639
Het stadsbestuur van Leiden besluit tot de bouw van een keurhal voor wollen lakense stof: de Laecken-Halle. Stadsbouwmeester Arent van ’s-Gravesande (ca. 1610-1662) krijgt de opdracht een classicistisch stadspaleis te ontwerpen. De hal moet de kwaliteit en internationale reputatie weerspiegelen van de stoffen die Leiden in de Gouden Eeuw zo rijk maken.
Arent van ’s-Gravesande (ca. 1610 - 1662)
Van ’s-Gravesande behoort tot de belangrijkste architecten van de Gouden Eeuw. Hij kreeg zijn opleiding van de bekende bouwmeester Jacob van Campen en werkte in de stijl van het Hollands classicisme. Van 1638 tot 1655 was Van ’s-Gravesande werkzaam als stadsarchitect in Leiden. Daar ontwierp hij onder meer de Marekerk en de Lakenhal.


8 augustus 1641
Officiële opening van de Laecken-Halle. Na keuring op de hal wordt aan goedgekeurde stoffen een loodje bevestigd dat garant staat voor de kwaliteit. Dit keurmerk zou in de komende eeuwen wereldwijd verspreid raken, wat betekent dat de Leidse lakens populair waren van Amerika tot in China.
Inden Jaere 1639 ende 1640 hebben de Heeren van den Gerechte de Laecken-Halle seer schoon ende cierlicken doen bouwen[…] Van binnen versien ende verdeelt met verscheyden plaetsen ende cameren.
De Leidse burgemeester en historieschrijver Jan Orlers (1570 - 1646) in 'Beschrijvinghe der stad Leyden (1641)
1795 - 1820
Verzameling objecten van oude stedelijke instellingen als de Schuttersdoelen, de Waag, het Boterhuis en de gildehuizen worden bewaard in de vele vertrekken en op de zolder van het oude Stadhuis van Leiden.
1820
Vanwege het verval van de textielnijverheid verliest de Laecken-Halle de functie van keurhal voor lakense stoffen en wordt in gebruik genomen als Halle van Manufacturen en cholerahospitaal.
1 - 4 oktober 1824
Eerste historische expositie van Nederland in het Leidse stadhuis, ter ere van het 250-jarig jubileum van Leidens Ontzet. Meer dan honderd objecten worden door particulieren uitgeleend aan de stad.
Mei 1867
De ‘Commissie voor de bewaring van voorwerpen, van waarde of belangrijk voor de oudheidkunde en de geschiedenis der kunst’ verzamelt de hier en daar verspreide schilderstukken, om die vervolgens in het vertrek der voormalige Weeskamer op de eerste verdieping in de oostelijke vleugel van het stadhuis samen te brengen.
28 december 1868
De gemeenteraad besluit ‘een gedeelte van het gebouw de Lakenhal aanvankelijk tot eene bewaarplaats of Museum van voorwerpen van oudheidkundige of andere kunstwaarde’ te bestemmen.
1869
Start van verbouwing tot stadsmuseum. Stadsarchitect J.W. Schaap krijgt de opdracht om een trappenhuis toe te voegen en om de tweede verdieping van de Lakenhal te verbouwen tot tentoonstellingsruimte. Andere vertrekken van de Lakenhal worden in de periode 1872-1874 bij het museum betrokken.

1872
De stadscollectie verhuist van het Stadhuis naar de Lakenhal. Het doek De zelfopoffering van Burgemeester Van der Werf krijgt een ereplaats. Het plafond moet speciaal voor dit enorme schilderij plaatselijk worden verhoogd.
De zelfopoffering van Burgemeester Pieter van der Werf
Mattheus Ignatius van Bree
Dit doek van ruim vier meter hoog en bijna zes meter breed verbeeldt het moment waarop burgemeester Van der Werf in 1574 zijn eigen lichaam als voedsel aanbiedt aan een hongerige menigte. Volgens de overlevering wilde hij met deze heldendaad zijn stadsgenoten ervan overtuigen niet toe te geven aan de honger, maar te volharden in hun verzet tegen de Spaanse overheersing. De Spanjaarden hadden Leiden afgesloten van alle land- en waterwegen, in de hoop dat Leidenaren de moed zouden opgeven. Maar dankzij een strenge rantsoenering konden de Leidenaren nog maandenlang teren op de voorraden. Pas eind augustus 1574 werd het tekort aan voedsel echt nijpend en ontstonden er relletjes. De gezagdragers - zoals burgemeester van der Werf - die voor de verdeling van de schaarse middelen moesten zorgen, kregen het zwaar te verduren. Op 8 september was er weer eens een opstootje voor het stadhuis. Hongerige mannen en vrouwen met kinderen probeerden een besluit tot overgave te forceren. Gelukkig konden ze dankzij het optreden van stadssecretaris Jan van Hout in toom worden gehouden: hij haalde de schutterij erbij. Drie jaar na het Ontzet is deze gebeurtenis, waarbij het slagen van de opstand tegen Spanje aan een zijden draadje hing, voor het eerst beschreven door Jan Fruytiers. Hij vertelde dat burgemeester Van der Werf de opgehitste menigte manmoedig tegemoet was getreden en zijn eigen lichaam als voedsel had aangeboden. Daarop waren de oproerkraaiers beschaamd huiswaarts gekeerd. Dit verhaal maakte zo’n indruk dat het keer op keer in woord en beeld is herhaald.
Lees meer3 oktober 1872
Ter gelegenheid van de viering van Leidens Ontzet wordt de ruimte alvast eenmalig opengesteld voor het publiek. Er is een enorme aanloop – ruim 4000 bezoekers. Al snel wordt duidelijk dat het museum te klein is om de groeiende collectie te herbergen, de roodbruine wanden zijn van boven tot onder behangen met schilderijen en wapenborden. De vitrines staan propvol met bokalen, penningen, zegels en relieken die aan Leidens Beleg en Ontzet van 1574 en de Kruitramp van 1807 herinneren. De Gemeenteraad besluit dat ook de eerste verdieping van de Lakenhal beschikbaar moet komen.
1 mei 1874
Het hele gebouw van de Lakenhal wordt opengesteld als museum van ‘voorwerpen van oudheid- en geschiedkundige waarde’. Het publiek kan er dagelijks naar binnen, voor slechts 10 cent per persoon. Op zondag en tijdens de jaarlijkse herdenking van Leidens Ontzet op 3 oktober is de toegang gratis.
Lees meer in het verhaal over:
Leidens Beleg en Ontzet
Rond 1880
Schilderijen die vooral worden bewaard en gepresenteerd vanwege hun historische verhaal en binding met de stad, worden steeds meer gewaardeerd als belangrijke kunstobjecten. De moderne kunststromingen vragen om meer ruimte dan het historische gebouw te bieden heeft.
Hartevelt-vleugel
Een gift van Daniël Hartevelt (1824-1895) maakt een ingrijpende verbouwing mogelijk, met een nieuwe tentoonstellingszaal als resultaat. Het natuurlijke bovenlicht is speciaal voor de optimale tentoonstelling van schilderijen bestemd.
20 mei 1890
Feestelijke opening van de nieuwe Harteveltzaal, met een tentoonstelling van moderne kunst, samengesteld door een commissie waarin de Leidse kunstenaars Floris Verster, Theodorus Ouwerkerk en Menso Kamerlingh Onnes zitting hebben.
Eerste tentoonstelling van Moderne Kunst
Het publiek krijgt 109 werken van 49 kunstenaars te zien, waaronder hoogtepunten van de Haagse School, schilderijen van Maurits van der Valk, George Breitner en de samenstellers.
Portretschets van Floris Verster
George Hendrik Breitner
Deze schets uit ongeveer 1886 was bedoeld als voorstudie voor een groter portret. Breitner schonk het jaren nadien alsnog aan zijn vier jaar jongere vakgenoot, Verster. George Hendrik Breitner was één van de leidende schilders van de avant-garde. In zijn jonge jaren gaf hij les aan het tekengenootschap Ars Æmula Naturæ in Leiden, waar de vier jaar jongere Floris Verster lessen volgde. Niet lang daarna introduceerde Breitner Verster en zijn broer bij de Tachtigers in Amsterdam.
Lees meerPortret van Jenny Kamerlingh Onnes
Menso Kamerlingh Onnes
Met ferme penseelstreken en een ingetogen palet van wit en zwart en opspattend oranje creëerde Menso Kamerlingh Onnes een krachtig werk. De schildertrant ontleende hij aan schilders van de Brusselse kunstenaarsgroep Les XX (Les Vingt), zoals James Ensor en Jan Toorop. De pose herinnert aan het werk van de Amerikaanse kunstenaar James Abbott McNeill Whistler, die een goede reputatie had in Nederland. Tussen 1883 en 1916 was Menso Kamerlingh Onnes een van de weinige avant-gardistische kunstenaars in Leiden.
Lees meerGeplukte hanen
Floris Verster
Het macabere onderwerp en de rauwe schildertrant weerspiegelen de esthetische idealen van de Tachtigers. Zij omhelsden niet langer de zoete schoonheidsidealen van de Romantiek, maar verbeeldden daarentegen de doorleefde weergave van de rauwe werkelijkheid. Verster schilderde het doek op verzoek van Adolph Lange met wie hij samen had gestudeerd aan de Academie in Den Haag. Geplukte hanen is een variant op het doek met hetzelfde onderwerp dat Verster een jaar eerder, in 1887, aan zijn vriend Albert Verwey had geschonken.
Lees meer1893
De unieke collectie stalenboeken, die van 1690 tot 1791 in de oude Laecken-Halle werden gebruikt, verhuist van het gemeentearchief naar het museum.
1918
Het jaarverslag vermeldt dat het museum te kampen heeft met een dringend ruimtegebrek. Steeds duidelijker blijkt dat het monumentale gebouw niet voor een museumfunctie is ontworpen en dat het niet beantwoordt aan ‘de moderne eischen van museuminrichting’. In mei volgt een ‘vorstelijke schenking’ van dhr. C.P.D. Pape, ter nagedachtenis van zijn overleden broer mr. C.W.J.J. Pape. Daarmee is de ‘zoolang gewenschte uitbreiding verzekerd en wel op eene wijze, die de stoutste verwachtingen overtreft.’
5 april 1922
Feestelijke opening van de Pape-vleugel. Niet alleen is er veel meer tentoonstellingsruimte bijgekomen - het museum is bijna twee keer zo groot geworden - ook beschikt het museum nu over een zolder en kelder om collectiestukken op te slaan.

2010
'Werk in Uitvoering' was de grootste tentoonstelling ooit voor Museum De Lakenhal: alle depots werden leeggehaald! Door de tentoonstellingszaal slingerde een 65 meter lange blauwe rollenband met daarop honderden gele kratten gevuld met zachte kussens, waarin museale voorwerpen lagen die langzaam voortbewogen konden worden. Museummedewerkers waren doorlopend aan het werk om de collectie in kaart te brengen, onder de ogen van het publiek. Stuk voor stuk werden collectiestukken bekeken, onderzocht, gefotografeerd en digitaal geregistreerd. Het resultaat? Museum De Lakenhal leerde haar eigen DNA kennen, dat is opgebouwd uit ongeveer 22.000 objecten. Met die opgedane kennis kunnen museum en medewerkers bogen op een stevige basis voor vernieuwende, verrassende tentoonstellingen en projecten.
Download de publicatie die verscheen bij het project Werk In Uitvoering (2010).
Werk In Uitvoering
2016-2019 Restauratie en Uitbreiding
Sinds 1948 wordt gesproken over de noodzaak van de restauratie en uitbreiding van de monumentale ‘Laecken-Halle’ waarin het museum is gevestigd. In 2013 is duidelijk geworden dat de plannen voor een hoogwaardige restauratie van de historische panden, het verbeteren van de publieksruimtes en het creëren van meer ruimte voor de collectie en tentoonstellingen realiteit kunnen worden.
Lees meer in het verhaal over:
Restauratie & Uitbreiding (2016 - 2019)